Persbericht

VERKLARING TOT HERZIENING VAN DE GRONDWET

Artikel 195 van de Grondwet bepaalt het volgende :


“De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst.


Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden.


Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen.

Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen.


In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.

(…)”.

 

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft op 4 april 2019 haar verklaring tot herziening van de Grondwet aangenomen : zie Parl. St., Kamer, 54 3708/004.

 

De Senaat heeft op 26 april 2019 eveneens haar verklaring tot herziening van de Grondwet aangenomen : zie Parl. St., Senaat, 6-526/4.

 

Het komt nu toe aan de derde tak van de wetgevende macht om eveneens zijn verklaring tot herziening van de Grondwet aan te nemen.

 

In dit kader moeten volgende vaststellingen worden gedaan.

 

1° De verklaringen van Kamer en Senaat zijn niet identiek.

 

2° Nu de regering door de Koning werd belast met de afhandeling van de lopende zaken, zal zij zich bij het opstellen van haar verklaring tot herziening van de Grondwet terughoudend moeten opstellen.

 

Traditioneel wordt in de rechtsleer de stelling aangenomen dat een regering in lopende zaken voor het aannemen van een verklaring tot herziening niet verder mag gaan dan de verklaring tot herziening die werd aangenomen door de laatste preconstituante. Deze stelling geldt zowel voor het indienen van een ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet, maar de beweegredenen, met name de beperktheid van de bevoegdheden van de regering in lopende zaken, kunnen eveneens worden ingeroepen voor het aannemen door de Koning van de uiteindelijke verklaring tot herziening (zie onder meer K. Rimanque, De Grondwet: toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2005, p. 421; F. Delpérée, Le droit constitutionnel de la Belgique, Bruxelles, Bruylant, 2000, pag. 79-80).


Deze stelling vond zijn toepassing bij de verklaringen tot herziening van de Grondwet van 1968 (zie in dit verband Parl. St., Kamer, 561(1967-1968), Nr. 1 – ontwerp van verklaring en 581(1967-1968), Nr. 4 (verslag namens de commissie) en van 1981 (zie  in dit verband Parl. St., Kamer, 924(1980-1981), Nr. 1- ontwerp van verklaring en Nr. 3(verslag namens de commissie). Dezelfde terughoudendheid in hoofde van de regering om een verregaander ontwerp van verklaring in te dienen bij het Parlement, werd ook ingeroepen om mee te delen dat de derde tak van de wetgevende macht, d.i. de Koning, een ruimere verklaring niet zou mee ondertekenen.

 

De verklaring tot herziening die u nu wordt voorgelegd houdt zich vooreerst aan deze traditionele zienswijze : de lijst van artikelen gaat niet verder dan de verklaringen die werden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 april 2014. Op basis van de lijst van 2014 worden volgende artikelen behouden en voorgesteld om voor herziening vatbaar te verklaren :

 

  • artikel 7bis van de Grondwet;
  • titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen om het recht op veiligheid te waarborgen;
  • titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen dat de personen met een handicap het genot van de rechten en vrijheden moet waarborgen;
  • artikel 22 van de Grondwet;
  • artikel 23 van de Grondwet, om een lid toe te voegen betreffende het recht van de burger op een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit;
  • artikel 25 van de Grondwet, om een lid toe te voegen teneinde de waarborgen van de drukpers uit te breiden tot de andere informatiemiddelen;
  • artikel 28 van de Grondwet;
  • artikel 29 van de Grondwet;
  • artikel 63, §1 tot §3, van de Grondwet;
  • artikel 148, tweede lid, van de Grondwet;
  • artikel 150 van de Grondwet.

 

2.    Voorstel van beslissing

Het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet mag ter ondertekening aan het Staatshoofd worden voorgelegd.

 

De verklaring zal samen met de verklaringen tot herziening van de Grondwet die door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat ieder afzonderlijk werden aangenomen, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.